Hoge Raad: APV-regeling blijft overeind – ook zonder daadwerkelijk genoten voordeel
De Hoge Raad heeft recent geoordeeld dat de in 2010 geïntroduceerde APV-regeling (afgezonderd particulier vermogen) niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), zelfs niet wanneer een erfgenaam geen uitkeringen ontvangt uit het vermogen waarop de belastingheffing is gebaseerd. Via deze APV regeling worden trust(achtige) structuren fiscaal bestreden door de Belastingdienst. Met dit arrest wordt een belangrijk signaal afgegeven over de robuustheid van de APV-regeling en de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever op dit punt.
Wat was de situatie?
De zaak draaide om een meer dan honderd jaar oude familiestichting. Deze stichting was in 1907 opgericht om leden van de familie (en afstammelingen) financieel te ondersteunen. Belanghebbende – een weduwe binnen de familiekring – had in het verleden een kleine jaarlijkse uitkering ontvangen, maar in de jaren 2018 en 2019 ontving zij geen enkele betaling meer.
De Belastingdienst merkte de stichting aan als een APV in de zin van artikel 2.14a Wet IB 2001. Op basis van de toerekeningsregels uit dit artikel, werd een evenredig deel van het stichtingsvermogen fictief aan belanghebbende toegerekend in box 3, ondanks het feit dat zij geen daadwerkelijke uitkeringen heeft ontvangen. Belanghebbende betoogde dat deze heffing in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (eigendomsbescherming) en artikel 14 EVRM (verbod op discriminatie). Haar kernargument was dat zij geen enkel financieel voordeel had genoten, terwijl andere begunstigden uit dezelfde stichting wél belasting konden betalen uit daadwerkelijk ontvangen uitkeringen. Volgens haar leidde deze systematiek tot een onevenredige belastingdruk en ongelijke behandeling van erfgenamen die geen uitkeringen ontvingen.
Het Gerechtshof Amsterdam gaf haar in eerste aanleg gedeeltelijk gelijk. Het Hof oordeelde dat de APV-regeling in gevallen zoals deze geen ‘fair balance’ kent, omdat erfgenamen die geen uitkering ontvangen toch worden belast, terwijl anderen relatief licht worden getroffen. Hierdoor ontstond volgens het Hof een relatieve ongelijkheid die niet kon worden gerechtvaardigd door de doelstellingen van de regeling.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad kwam tot een ander oordeel. Volgens de Hoge Raad is de APV-regeling, die het doel heeft om fiscaal “zwevend vermogen” te voorkomen, een legitiem middel van de wetgever. Het toerekenen van APV-vermogen aan de oprichter of diens erfgenamen is niet evident onredelijk, ook wanneer geen uitkeringen plaatsvinden.
De Hoge Raad benadrukt dat de regeling bewust robuust is opgezet: het maakt niet uit of het vermogen met een fiscaal motief is afgezonderd, of er zicht op de feiten is. Cruciaal is dat het systeem voorkomt dat vermogen buiten de belastingheffing blijft.
Daarnaast merkt de Hoge Raad op dat erfgenamen vaak ook (potentiële) begunstigden zijn en dat het praktisch onmogelijk is om steeds aan te sluiten bij de daadwerkelijke uitkeringen. Een systeem dat pas belasting heft bij uitkering zou het doel van de regeling ondermijnen.
Op stelselniveau voldoet de APV-regeling daardoor aan het vereiste van een “fair balance” onder artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM, en leidt de systematiek niet tot een verboden discriminatie onder artikel 14 EVRM. Alleen wanneer sprake zou zijn van een individuele en buitensporige last, kan een uitzondering bestaan; dit was in deze zaak niet gesteld of aannemelijk gemaakt.
Gevolgen voor de praktijk
Dit arrest bevestigt dat de APV-regeling stevig overeind blijft, ook in situaties waarin erfgenamen of andere betrokkenen geen of slechts beperkte uitkeringen ontvangen uit het afgezonderde vermogen. De Belastingdienst mag het vermogen blijven toerekenen aan erfgenamen op basis van hun erfdeel, ongeacht de feitelijke kasstromen.
Vooralsnog is van belang:
- Geen uitkering betekent niet automatisch dat geen heffing verschuldigd is.
- Alleen bij een individuele buitensporige last biedt het EVRM mogelijk een uitweg.
- De regeling blijft ook gelden voor oude, niet-fiscaal ingegeven structuren zoals familiefondsen of stichtingen.
Vragen?
Mocht u naar aanleiding van deze nieuwsbrief vragen hebben, neemt u dan gerust contact met ons op.